4 Plaatjes 1 Woord 6 letterwoorden

De antwoorden van 4 Plaatjes 1 Woord 6 letterwoorden staan hieronder voor je klaar! Alle antwoorden zijn met zorg samengesteld. Zoek je een ander antwoord, bekijk dan ook de overzichtspagina van 4 Plaatjes 1 Woord

Antwoorden 4 Plaatjes 1 Woord 6 letterwoorden:

BALKEN (ezel, hout, boom, stapel)
BAKKEN (koken, bakker, vormpjes, brood, deeg)
BALANS (weegschaal, koorddansen, fietsen)
BELLEN (klok, bel, telefoon, mobieltje)
BITTER (sinaasappel, zuur, citroen)
BOEKEN (boeken, lezen, hotel)
BOWLEN (bowling, strike, gooien, schoenen)
BURGER (hamburger, foto’s, mensen)
CADEAU (pakketje, kado, presentje)
DRINKEN (water, dorst, kat, koffie)
DUIKEN (water, diep, snorkel, duiker)
EILAND (tropisch, zee, oceaan, eiland)
GEBAAR (goed, duim, perfect, stil)
GIFTIG (paddenstoel, schorpioen, gevaar, gif)
GOKKEN (gokautomaat, gokkast, kaarten, roulette)
GRAVEN (kerkhof, graf, graafmachine, strand)
GRIJNS (tanden, gebit, lach, duivel)
GRIMAS (uitlachen, gekke bek, zuur)
HIPHOP (muziek, rapper, dansen, breakdance)
HIPPIE (flowerpower, roken, blowen)
HUILEN (tranen, huilen, verdriet)
ITALIE (coloseum, pizza, boot pisa)
KAPPEN (hakken, kappen, snijden)
KATOEN (wol, broeken, trui, kleding)
KLEREN (klerenkast, broek, leer, mode)
KONING (kaart, kroon, leeuw, schaken)
KUSSEN (kussen, zoenen, blazen, zetel)
MINUUT (klok, zandloper, wekker)
MOEDER (mama, eenden, welpjes, zwanger)
MUZIEK (luisteren, dj, componeren, dirigent)
OMLAAG (duim, trap, grafiek, vallen)
PARTIJ (stemmen, team, optreden, feest)
PILOOT (vliegen, vliegtuig, cockpit)
PIRAAT (schip, schatkist, papegaai, kanon)
PLASTIC (zak, chirurg, lego, water)
REIZEN (wereld, vliegen, aarde, kaart)
REKKEN (boekenkast, yoga, snelbinder, trainen)
RIJDEN (auto, vrachtwagen)
RUITEN (kaarten, vrouw, raam, glas)
SCHERM (beeldscherm, recht, spiegel)
SCHIJF (komkommer, citroen, cd)
SCHOOL (boeken, college, geslaagde)
SCHUIM (haren, wassen, scheren)
SCHUUR (sponzen, tuinhuisje, schuurtje)
SLAPEN (moe, hangmat, hond, dutje)
SNEEUW (sneeuwpop, skiën, ijs)
SPELEN (voetbal, gitaar, masker, toneel)
STRAAL (laser, zonneschijn, vuurtoren, waterpistool)
STRIJD (boksen, vechten, ridder, ruzie)
STUKJE (chocola, puzzelstukjes, pizza, taart)
STUREN (pakket, post, sturen, stuur)
SURFEN (website, internet, water, strand)
VACUUM (druk, eten, verpakking)
VALLEN (pas op, springen, attractie, muizenval)
VANGEN (muizenval, vissen, honkbal, baseball)
VERVEN (geel, regenboog, kleuren)
VIEREN (banden, feest, verjaardag)
VISSEN (visser, vis)
VOLUME (muziek, dj, optreden)
WINTER (verkouden, slee, thee, sneeuwpop)
WORTEL (wortels, kwadraat)
ZIELIG (teleurgesteld, opgesloten, gevangen, verdriet)
ZINKEN (roest, zink, Zn, waterval)
ZOMBIE (Halloween, zombie)
ZWAARD (zwaard, jack sparrow, samurai)

Terug naar overzichtspagina